dc.contributor.author | MULLER, Wim | |
dc.date.accessioned | 2009-07-28T14:23:17Z | |
dc.date.available | 2009-07-28T14:23:17Z | |
dc.date.issued | 2009 | |
dc.identifier.citation | NJCM bulletin : Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten, 2009, 34, 1, 22-41 | en |
dc.identifier.issn | 0167-8434 | |
dc.identifier.uri | https://hdl.handle.net/1814/12195 | |
dc.description.abstract | Drie aspecten van de uitspraak van de reguliere kamer van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Gäfgen tegen
Duitsland van 30 juni 2008. Als eerste de bevestiging door het Hof van
het absolute verbod op foltering en onmenselijke en vernederende
behandeling in een zaak waarin de feiten overeenkomsten vertoonden met
het beruchte 'tikkende bom'-scenario, zij het dat het ging om de
bedreiging met foltering in een situatie waarin het leven van een
ontvoerd kind of het spel leek te staan. Ten tweede worden
kanttekeningen gezet bij de manier waarop het EHRM met de definitie van
foltering in het EVRM omgaat - het 'piramidemodel' - in vergelijking met
andere internationale mensenrechtenverdragen, met name het
VN-folterverdrag, waarin een op oogmerk gebaseerde benadering een
grotere rol lijkt te spelen. Tenslotte wordt besproken hoe de wijze
waarop het hof met het door de bedreiging met foltering verkregen
bewijsmaterialen - het zogenaamde 'fruit of the poisonous tree'- is
omgegaan en waarom de benadering van het Hof potentieel de absolute
status van het folterverbod ondergraaft. | en |
dc.language.iso | nl | en |
dc.title | Bewijs verkregen als gevolg van bedreiging met foltering: is een 'giftige vrucht' wel altijd een verboden vrucht? Europees Hof voor de Rechten van de Mens 30 juni 2008, Gäfgen t. Duitsland (appl. no. 22978/05) | en |
dc.type | Article | en |